Pieter Erberveld / Erbervelt / Elberveld (c. 1660-14 April 1722

“… Pieter Elberfeld, jy het probeer,

Jy het verloor, en het jou skuld betaal;

Geeneen, nòg patriot nòg ploert, kan meer

Dan ná verlies die donker in te dwaal!”

C. Louis Leipoldt (1880-1947)

C. Louis Leipoldt (1880-1947)

14 April 1722

Pieter Erberveld / Erbervelt / Elberveld (c. 1660-14 April 1722) – dies

Eurasian resident of Batavia, Dutch East Indies (now Jakarta), VOC headquarters in Asia during 17th and early 18th centuries accused of plotting (1 January 1722) a rebellion with Javanese but captured and executed and a monument erected where his house stood.

Son of a German (Westphalian) father, a tanner of hides, and Siamese [Thai] Christian mother.

Born (c. 1660) in Siamese kingdom of Ayutthaya.

When father moves family to Batavia, he has them all baptized (November 1671).

Among the more wealthy residents of Batavia although not a VOC employee has a dispute with VOC authorities about his inheritance which likely influences later events.

Accused (1721), of plotting a rebellion with Javanese and arrested at his residence with some of the agitators, tortured and executed.

Monument erected on site of his residence features a concrete or plaster skull on a spike (rumoured to be real) and carrying a plaque stating that no one should ever build or plant on this site again.

Monument remains on Jacatraweg until Japanese demolish it (early 1942) in efforts to wipe out monuments to Dutch colonial rule, but even Japanese visitors regularly visit monument in prewar years.

Monument is rebuilt before being moved again to Taman Prasasti Museum in Tanah Abang.

Locally relatively well known and sometimes referred to as Pangeran Pecah Kulit (`broken skin prince`) either because of the means of his death (drawing and quartering) or more likely from local area’s nickname, derived from presence of a tannery in area.

Numerous legends circulate in Indonesian society (since at least 1888) and have also been featured in a novel (1924) by Tio Ie Soei, a TV drama (1980s) & a poem by C. Louis Leipoldt:

‘Hier sal geen mens’.

Hier sal geen mens òf plant òf saai òf oes,

Hier sal geen mens òf bid òf aalmoes soek;

Bly dit vir altyd aaklig en verwoes,

‘n Vlek op aarde, want dit is vervloek!

Daardie gekalkte skedel was van hom

Wat eenmaal eervol man was in sy land,

Fortuin se gunsteling, bemind alom,

‘n Milde patriot met ope hand.

En dit is alles wat daar oorbly nou –

Die witgekalkte doodskop op die hoek;

Die grafklip hier, die boom daarginds wat rou;

En op die grafklip is gegrif die vloek.

Die grou gragwater spieël die hemel af

Die apies klouter in die takke rond;

‘n Keffertjie staan onderaan en blaf;

Die skedel gooi ‘n skadu op die grond.

Nee, hier sal geen mens plant of saai of oes,

En niemand sal hier skuil of uitkoms soek;

Vir altyd dood, verlate en verwoes,

Bly dit ‘n skandvlek, want dit is vervloek.

[…]

Pieter Elberfeld, jy het probeer,

Jy het verloor, en het jou skuld betaal;

Geeneen, nòg patriot nòg ploert, kan meer

Dan ná verlies die donker in te dwaal!

C. Louis Leipoldt, in Geseënde skaduwees , oorspronklik in die Nuwejaarsnommer vir 1924 van Die Burger, [J.C. Kannemeyer, “Leipoldt -‘n Lewensverhaal”]

Macassar as Cape Place Name

by Mansell George Upham © 

The earliest recorded mention of Macassar as Cape place name that I am aware of, is 1791.

This is when Hendrik Cloete Sr. (1725-1799) makes mention in a memorial of “the real Macassar Downs as being part of his farms Zandvliet and Vogelzang (consolidated 1765) as opposed to the adjoining other Macassar Downs so-called, behind the Buffels Valley …”.

In the memorial he explains further: “… When the Colony was in its infancy, some Macassar exiles had been located on it, but when these exiles had been got rid of, the Government sold it, giving diagram and title deeds to Memorialist’s predecessors, and which are still in the hands of Memorialist.”

It seems that the name Macassar had become established by the time the land was re-allocated following the removal / repatriation of the Macassar exiles in 1704.

Wijl Zeestroom Vloeit en stormwind loeit en Tafelberg zal staan …

De zeeman van de oude tijd,
Met mast en ra en zeilen kwijt,
Toen hij der Stormen Kaap trotseerd’,
Heeft van dat land geprofeteerd:

Dit land zal zijn een
wijl ons lied klinkt klaar en zacht:
Dit land zal land der Hoop
Voor die zijn hand aan ‘t werk wil slaan,
Voor die zijn hand aan zeestroom vloeit en stormwind loeit,
En gene Berg zal staan.

Bewaarheid is des zeemans woord
Uit hoop vervuld spruit hoop nog voort;
Wij streven steeds met nieuwe kracht,
Ter zijn een ‘t werk wil slaan,
Wijl zeestroom vloeit en stormwind loeit,
En Tafelberg zal staan.

Hier lispten wij ons eerste woord,
Hier ‘t eerste kinderlied gehoord,
Hier luidt de klok nog immer voort
Een zegen op de En, als de jaren henen gaan,
Houdt ‘t kinderlik gebed nog aan,
Dat hier ons graf ook eens moog’ staan,

Komt allen dan, komt, jong en oud,
Waar zich onz’ roem rijk’vlag ontvouwt,
En zweert, wat ook gebeuren zal,
Om trouw te blijven, en ail,
Met hart en hand aan ‘t Vaderland,
Waar onze paan ook mogen gaan,

Wijl zeestroom vloeit en stormwind loeit
En Tafelberg zal staan;

Wijl zeestroom vloeit en stormwind loeit
En Tafelberg zal staan.

Francis Reginald Statham (1844-1908)

Saai die waatlemoen … Huguenot (‘French Protestant’) refugee Charles Marais Sr. dies (3 April 1689) from injuries after being pelted with stones by Cape aborigines (29 March 1689)

by Mansell George Upham © 

Huguenot [French Protestant refugee ] Charles Marais Sr. dies from injuries after being pelted with stones by Cape aborigines

  • Edessöa / Edescha / Edessha (aka Dickkop / Dikkop),
  • Jan &
  • Rooman

All three indigenes are from the kraal (situated in the clooff van Simonsbergh) of Captain Jantjeguardian of the heir of deceased Captain Thomas of the Cape Hottentots (… voogd van d’erffgenaem van den overleden Capitain Thomas sijnde van de Caepse Hottentots).

The incident occurs on his farm Plaisir de Merle at Simondium. The farm’s registered name is a corruption of Marais`s birthplace –  Le Plessis-Marly (later Le Plessis-Mornay and Grand-Plessis) near Longvilliers, Hurepoix, Ile-de-France).

He is the 1st Huguenot to die at Cape of Good Hope …

Marais objects to his indigenous visitors from helping themselves to his watermelons – these being still unripe.  Edessöa and companions thereupon plunder the watermelon patch and throw watermelons – and even stones – at Marais who, fleeing into his house, is hit in his groin.

He dies soon thereafter (3 April 1689) from internal bleeding. The autopsy is performed by fellow Huguenot Jean Prieur du Plessis:

“I have been in Drakenstein and have examined Charles Marais, who died after being struck in the left groin by two stones thrown by a Hottentot on 29th March. I opened the wound in the presence of

  • Monsieur the Landdrost Jan Mostert,
  • Hendrik de Cochè and
  • Jacques de Savoye

As Heemraad of Stellenbosch and Drakenstein. I found a great inward and outward contusion and the heart artery broken, which having collected much blood, overwhelmed the heart and caused death. In token of the truth hereof I have signed it, J.[ean] Prieur du Plessis”.

The killer is brought in (5 April) by own people and handed over to the Dutch for trial:

                Tegens de middag wordt hier door den Hottentots-kaptein Thomas een zijner Hottentotten in hecthenis gebracht, dewijl hij een der Franse vlugtelingen woonagtig aan Drakenstein, moordadig om het leven heeft gebracht

                The Council of Justice sentences (21 April) him to death:

… Is de gevangen Hottentot, over een manslag aan een Fransman door hem gedaan, deze morgen door de Raad van Justitie de dood aangeseid

                Edessöa is returned to his kraal (23 April) and punished with death according to indigenous practice. He is  beaten to death by sticks:

…  op haere wijse gestraft en met stokken geslagen te werden dat er de dood navolgt

The sentence reads as follows:

                Heden is de gevangen Hottentot ter dood gebracht in Conformiteit van de volgende Sententie: “Also de Hottentot Edescha, bijenaamd Dikkop, resorterende onder het kraal van zijn overleden Kaptein Thomas, altans ‘s hierdie gevangene meer dan 25 jaren oud, aan de Ed. [ele] Achtb.[are] Raad van Justitie aan deze plaats, buiten pijn en dwang van ijzeren banden of te enige dreigementen van dien, vrijwillig heeft beleden en bekend, en zulks genoeg zijnde gebleken, dat hij (gevangene) niet heeft ontzien, op de 29 ste Maart laasleden, ‘s middags omtrent een uur voor zonsondergang te komen, benewens twee andere Hottentotte van ‘t zelfde kraal, in de tuin van de Franse landbouer Charles Marré, wonende aan Drakenstein, en denzelfe op een onbeleefde manier en met wrange woorden watermeloenen af te vragen, en tot antwoord van de voornoemde Marré gekregen hebbende, geen van die rijp te zijn, – dat hij (gevangene) onderstaan hadde op zijn eigen autoriteit een derzelve af te plukken, en die niet bekwaam om gegeten te worden bevinde, dat hij dezelwe naar ‘t hoofd van de gezeide Charles Marré heeft geworpen, zonder hem nochtans te raken, dat hij (gevangene) ook niet geschroomd heeft uit enkele baldadigheid tot twee verscheiden malen klei of klipstenen op te rapen, en daarmede de gemelde Marré diermate in zijn linkerzijde of lies te treffen, dat dezelve daardoor genoodzaakt was hem naar huis te begeven en zich aldaar te bergen.

Dat hij (gevangene) zich vervolgens naar zijn voorzeide kraal vervoegd, en aldaar verstaan hebbende, dat Charles Marré na verloop van vier dagen, en sedert dat hij hem geworpen hadde, was komen te overlijden, hij zich versteken hadde, en landvluchtig geworden was, totdat hem zijn eigen volk en landraad achterhaald, en in handen van Justitie overgeleverd hebben.

Dat aan de Ed.[ele] Achtb.[are] Raad van Justitie gebleken is, door de verklaring van de Chirurgijn van Stellenbosch, Jan du Plessis, na gewone inspektie en gedane opening van des overledens lichaam, ten overstaan van de Landdrost en heemraden in geschrifte gegeven, als dat hij (du Plessis) in de linderdije of lies van de overledene Marré een grote Contutie zowel binnen als buiten, een hartader gebroken, en ‘t bloed door ‘t lichaam samen geronnen gevonden heeft, oordelende daarop de dood gevolgd en veroorzaakt te zijn.

Dat hij (gevangene) eindelik zo voor gekommitteerden ui de Ed.[ele] Achtb.[are] Raad van Justitie, alsmede in Judicis in ‘t bijwzen van de omliggende Hottentots Kapteinen openlik bekend en vrijwillig beleden heeft zijn voorzeide feit waarachtig, en daarom des doods schuldig te zijn.

Aldus gesententieerd in ‘t Casteel de Goede Hoop den 20en April 1689, nutsgaders geexecuteerd den 23 en aanvolgende.

                [Signed]

Simon van der Stel,

Simon van der Stel Heer van Lisse (1639-1712) 

Dominique De Chavonnes,

Cornelis Pietersz: Linnes,

Jan Hendrik Blum,

A. van Rhede,

Christiaan Freser,

Guilliam Heems,

Jan Dircksz: de Beer.